Afgelopen zondag 21 mei keken toeristen en toevallige passanten op het Begijnhof vreemd op toen zij een groep zingende gelovigen een klein beeldje in een glazen kastje uit de St. Josephkerk in de Jansstraat zagen dragen. Vervolgens wandelde de processie – want dat was het – rond de Waalse kerk om via de ingang bij ’t Poortje het koor binnen te gaan. Een bijzondere gebeurtenis, want zo arriveerde ‘Maria van Haarlem’ na ruim 500 jaar weer in de kerk waar zij ooit door de Begijnen werd vereerd.

(Foto: Anja van Zalinge)
De vroegste vermelding van Onze Lieve Vrouw van Haarlem dateert van 1505, toen Adrianus van Appeltern, bisschop van Sebaste en wijbisschop van Utrecht, het circa 45 cm hoge houten beeldje wijdde en iedereen die rouwmoedig vijf weesgegroetjes bad voor het beeld in de Begijnenkerk een aflaat van veertig dagen schonk. Het beeld speelde een belangrijke rol in het geloofsleven van de begijnen. Zo moest iedere intredende begijn naar het altaar met het beeld lopen en daar een brandende kaars offeren. Aansluitend daarop ging de pastoor van de Begijnhofkapel ‘uyt de kerck des hoffs, vooraen draegende het miraculoose beelt van Onse Lieve Vrouwe dat wij daghelijck noch op den outaer vercieren‘.
Op 29 mei 1578, vond de ‘Haarlemse Noon’ plaats, een opstand van protestanten tegen het katholicisme en een verlate Beeldenstorm. De Begijnhofkapel werd door het stadsbestuur geschonken aan de protestantse Waalse Gemeente. De begijnen werden van het Begijnhof verdreven en verhuisden, vermoedelijk, naar enkele kleine huisjes in de Kloppers- of Lange Poort, een steeg die toen nog van de Jansstraat naar de Bakenessergracht liep. Het Mariabeeld werd ondergebracht in een provisorisch ingericht kapelletje dat aan dit binnenpleintje was gelegen en aan Begga was gewijd, de vermeende 7e-eeuwse stichtster van de begijnenbeweging. Het pand Goudsmitpleintje 2 diende eeuwenlang als schuilkerk voor katholieken onder de naam statie van Sint Jozef. Pas in 1843 kregen katholieken in Nederland weer het recht om kerken in te wijden. Op 31 mei 1843 kon de nieuw gebouwde St. Josephkerk worden ingewijd dankzij de hernieuwde vrijheid van godsdienst. Het is niet precies bekend waar het Maria-beeldje opgeborgen is geweest in de tussenliggende eeuwen. Maar na de inwijding van de St. Josephkerk werd het beeldje geplaatst in een speciaal gebouwde kapel.
In de herfst van 1956 brak de Hongaarse opstand uit. Begaan met het lot van de Hongaren werd in de nacht van 4 november een mis in de Mariakapel opgedragen. Na afloop werd spontaan besloten tot een stille ommegang door de stad langs alle plaatsen waar Maria ooit op de een of andere manier was vereerd. Het werd een zo indrukwekkende manifestatie dat afgesproken werd van deze omgang een jaarlijkse traditie te maken, die tot op de dag van vandaag is gehandhaafd.

De stoet trekt vanuit de Jansstraat de Nieuwe Gracht op.
(Collectie Vriendenkring O.L. Vrouw van Haarlem)