Ze wonen halverwege de straat, op de begane grond, nog net niet onder de slinger van gekleurde lampjes die ’s winters altijd branden. Het licht komt binnen via twee grote openslaande deuren aan de straatkant, ooit garagedeuren. Vanaf de stoep stap je zo de woonkamer in, als het mooi weer is natuurlijk. Grote surfplank tegen de muur, eettafel bij de deuren. Een gaaf huis, zegt Eva. Woon-werkverkeer 5 minuten lopen, voegt Marcel eraan toe.
Ze zijn samen eigenaar van petit brasserie Monsieur Rouge aan het Spaarne. Rouge vanwege het rode (inmiddels verdwenen) haar van Marcel en Monsieur Rouge om het Parijse concept te onderstrepen. Allebei geen horeca achtergrond. Eva werkte in de kinderopvang, Marcel was store manager bij een grote Nederlandse kaasproducent waar ook kaasproeverijen met wijn en jenever werden gehouden, tot zover de horeca-ervaring. “Ik had wel de droom om ooit iets voor mezelf te starten en dan kijk je wel eens naar een pandje zo van: hé zou dat misschien wat zijn?!”. En toen kwam Spaarne 44 voorbij.
“Ik zat in Duitsland om een winkel op de rit te zetten. Eva is in het weekend gaan kijken”. Eva lacht, ter plekke had ze besloten het te doen. “Marcel twijfelde al heel lang maar Ik wist dat hij het ontzettend gaaf zou vinden. Het was een duwtje”. Daarna ging het hard. In no-time werd het pand opgeknapt – er was brand geweest – het Parijse idee uitgewerkt, de inrichting geregeld en hup drie maanden later waren ze open, in oktober 2019. En toen kwam er iets anders voorbij: corona. Open – dicht – open – dicht.
Geen enkele tegemoetkoming want als starter heb je nog geen cijfers. Maar als starter heb je ook geen vast personeel. “Dat was dan weer onze mazzel. We knalden er gewoon tegenaan met z’n tweeën. Ik heb nooit gedacht; we gaan het niet halen”. En dan: “Daar was ook geen tijd voor”.
Begonnen als dagzaak met bites, is Monsieur Rouge inmiddels getransformeerd tot de petit brasserie die het nu is. Klanten die in de namiddag bleven plakken, vroegen of er niet iets van een ‘daghap’ was. Dus kwam die er, een plat-du-jour met simpele gerechten. Geschreven op de spiegels aan de wand, net als in Parijs. En van het een kwam het ander. Weg van de ochtend met z’n koffie: “Mooie marge, koffie, maar je moet wel heel veel koffie verkopen wil je eraan verdienen”, en nieuwe focus op lunch en diner. Met een fijne kaart. Marcel kookt, samen met Franse chef Benny. Noodgedwongen, want er is moeilijk keukenpersoneel te krijgen maar hij kan het gelukkig ook. Thuis was hij altijd al de kok. Tot vreugde van Eva die stralend aanvult dat ze wel wel van eten houdt maar niet van koken.
Na twintig jaar is ze gestopt met werken in de kinderopvang. Monsieur Rouge doen ze voor de volle honderd procent samen. Eva: “Het is niet per definitie gaaf om met je partner een bedrijf te starten, de zorgen te dragen, elkaar elke dag te zien. Maar nu hebben we de juiste balans, we vullen elkaar aan. Het is wel zo dat Marcel beter weet hoe het achter de schermen echt hoort. Hij doet de leveranciers, het opleiden van het personeel, kookt. Ik ben meer gastvrouw, ik stuur het personeel aan, doe administratieve dingen, we hebben een goeie combi”. Elke maandag, de enige vrije dag die ze hebben, maken ze het rooster voor het personeel, dat van nul tot dertien is gegroeid. Veelal studenten die per uur betaald krijgen.
In de zomer is de zaak twee keer zo groot door het terras voor en aan de overkant. De zomer is sowieso de beste tijd, dan moet er verdiend worden voor de winter. “Op zaterdag is het soms vechten om een plek bij het water”, zegt Eva. Waar je overigens niet zomaar wat stoelen en tafels neer mag zetten. Je moet er een vergunning voor hebben van de gemeente en je moet er voor betalen. En dan ironisch: “Hoe wij over de gemeente Haarlem denken is een ander verhaal”. Dat gaan we een keer doen bij een glas wijn, off the record.
Sjef, espressobruin, vier jaar oud, ligt met z’n verkreukelde kleutersnuit keurig tevreden onder de eettafel mee te luisteren.
Wat vinden jullie van wonen in de Bakenes?
Eva: “Ik heb tien jaar in de Vijfhoek gewoond. Ik dacht dat ik er nooit weg zou gaan. Maar ja, toen Marcel en ik gingen samenwonen…vijftig vierkante meter is wel klein. Toen vond Mars dit huis online”.
Marcel: “En jij bent gaan kijken met je schoonzus”. Eva: “Ik dacht mmm wel donker. Maar binnen was het echt wel een gaaf huis. En de straat, zo gezellig, zonnetje, buren voor de deur. Toen heb ik deze buurt omarmd. Iedereen helpt elkaar, let een beetje op elkaar maar niet op een vervelende manier”.
Marcel: “Jij was wezen kijken, ik moest effe zoeken want ik kwam niet uit Haarlem. Toen kwam ik de postbode tegen, ik denk die moet ik hebben, en belandde ik hier. Ik was net door de lamellen naar binnen aan het kijken toen aan de overkant de poort open ging. Er kwam iemand naar buiten met een enorme lading lege wijnflessen”. Vlakbij de glasbak hè. “Ja heel apart. Toen dacht ik: ik zie het wel zitten. Geweldige buurt, fijne mensen. Hartstikke veilig, politiebureau op de hoek”, met een lachje, “ons kan niks gebeuren. En je gaat de brug over en je bent in het centrum”. Eva: “Wat ook zo leuk is aan de Kokstraat: er komen best veel toeristen langs omdat de molen daar is, ze maken altijd foto’s van de geraniums van Bep en van het Meisje met de Parel. ’s Winters gaan de lampjes aan”.
En dan: “Oh! Jij hebt ook het winkeltje van Bep gemist!” Want de groentewinkel van Bep op de hoek van de Kokstraat en de Bakenessergracht, ging vlak voor ze er zelf kwamen wonen dicht. “Helaas”.
Tekst: Els Loesberg – Foto’s: Jetty Smolders www.personalportrait.nl en Ton in ’t Veld
Lees ook:
Binnen bij: Anneke van de Wal
Binnen bij: Jogchem Jalink
Binnen bij: Bep van Zijp