Jos Wienen is sinds 2016 burgemeester van Haarlem, maar ook afgestudeerd theoloog en historicus. Dat verklaart zijn belangstelling voor de geschiedenis van de stad. Sinds december 2022 schrijft onze buurtbewoner op Instagram korte ‘ooggetuigenverslagen’ van het Beleg van Haarlem, dat duurde van 3 december 1572 tot de overgave aan de Spanjaarden op 13 juli 1573. Om deze wapenfeiten voor de eeuwigheid te bewaren, staan de berichten nu ook op deze site.
Het doek valt, de stad geeft zich over aan de Spanjaarden
13 juli 1573 – Het doek valt na zeven maanden beleg: Haarlem geeft zich over op genade en ongenade. De burgers worden gespaard. Voor 240.000 gulden – een gigantisch bedrag in die tijd – wordt plundering van de stad afgekocht. De Duitse soldaten mogen vertrekken, maar duizenden Waalse, Franse, Engelse en Schotse soldaten worden de volgende dagen geëxecuteerd, evenals de door Willem van Oranje benoemde gouverneur Wigbolt Ripperda.
Burgers moeten zich verzamelen in het Zijlklooster. Het klooster, dat van voor 1372 dateerde, was gelegen tussen de Zijlstraat en de Raaks, in het verlengde van de Witte Hernstraat. Daar verschijnen oud-burgemeesters en de vicaris van de bisschop. Op het schilderij staat oud- en toekomstig burgemeester Philips van der Mathe, die brood uitdeelt aan de hongerende burgers. De stad kan gaan werken aan herstel.
Over het schilderij van P. Barbiers Bz (1772-1837) in het Frans Halsmuseum
Dat er in de tachtigjarige oorlog ook integere en humane katholieken waren, bewijst het verhaal over de Haarlemse burgemeester Philips van der Mathe. Als katholiek en vicaris van de Haarlemse bisschop sinds 1562 was hij aanhanger van de Spaansgezinde partij. Toen de stad de kant van de Prins koos, werd zijn positie moeilijk; met de bisschop en een aantal andere katholieken week hij uit. Toen hij tijdens het beleg adjudant van Don Frederik werd, was hij daarmee alleen maar consequent.
Na de overgave van de stad op 13 juli 1573 moest de bevolking de wapens op het stadhuis afgeven, waarna de mannen in het Zijlklooster en de vrouwen en kinderen in de Grote Kerk werden verzameld. Iedereen was, niet zonder reden, bang voor een herhaling van de Naardense moordpartijen. Maar Van der Mathe stelde de mannen in het Zijlklooster gerust: Don Frederik zou de bevolking sparen als er een afkoopsom van tweehonderdveertigduizend gulden werd opgebracht. ’s Avonds kregen de burgers voor het eerst in vijf of zes weken weer brood, ‘tarwebollen’ om precies te zijn.
Zware nederlaag tijdens slag in de Haarlemmerhout
8 juli 1573 – De troepen van Willem van Oranje doen een ultieme poging Haarlem te ontzetten. De prins had er weinig vertrouwen in, maar vindt dat een uiterste poging moet worden gedaan. Tussen 6 en 7 uur ’s avonds brengt een duif de boodschap naar Haarlem: via de Haarlemmerhout zou worden aangevallen. Vanuit de stad moest een uitval plaatsvinden en de vloot zou naar de Fuikvaart varen. De belegerden staan gereed en wachten op het afgesproken teken.
De vloot verschijnt bij de Fuikvaart. De ontzettingstroepen, voorop ruiterij en 4.000 man voetvolk, en daarachter wagens met proviand voor de stad rukken op richting Haarlem. De Spanjaarden zijn echter op de hoogte en liggen terzijde van de weg in hinderlaag. In het duister om twee uur ’s nachts stuiten de ruiters op de Spanjaarden. Ze raken in paniek en vluchten waarbij ze het voetvolk in het duister omver rijden. Het wordt nauwelijks een gevecht. Circa 700 man worden gedood, de troepen uiteen geslagen. Geschut, vaandels en proviand vallen in handen van de Spanjaarden. De laatste ontzettingspoging is mislukt, de stad is verloren., alle dapperheid ten spijt.
“We hebben meer geld nodig,” schrijft Alva
2 juli 1573 – Bijna zeven maanden heeft Haarlem bombardementen en stormaanvallen en gevechten doorstaan. Maar de honger doet zijn werk. Buiten de stad probeert Oranje de stad te ontzetten door aanvoerlijnen van het Spaanse leger te blokkeren en een ontzettingsleger te verzamelen.
De koninklijke troepen proberen de stad op 2 juli opnieuw te bestormen. Het slechte weer werkt tegen en de aanval wordt opnieuw gestaakt. In het Spaanse hoofdkwartier, Huis ter Kleef, ruikt men de overwinning, maar de militaire top klaagt ook over geldgebrek. Alva schrijft begin juli aan de koning dat hij onmiddellijk meer geld nodig heeft, anders weet hij niet hoe deze oorlog gaat aflopen.
“Ik wilde bij God dat deze oorlog gevoerd kon worden tegen een andere aanvoerder (dan Oranje), dat de uitgaven minder waren en dat al het werk hier dragelijker was. … de zaak is nu op een punt gekomen dat zonder extra geld het hele bouwwerk hier in één klap instort. … we hebben weer een bres in de muur geschoten, maar geef de Haarlemmers één nacht de tijd en ze maken hun muren nog sterker dan tevoren. Met hard doorwerken, veel bundels stro en hout en veel mankracht krijgen ze dat voor elkaar.”
Hongersnood binnen de muren van Haarlem
24 juni 1573 – De slotfase van het beleg van Haarlem is vooral het verhaal van mislukte ontzettingspogingen en een steeds toenemende honger. Eind mei/begin juni duikt voor het eerst in de Nederlandse geschiedenis het Wilhelmus op, gezongen door een soldaat op de stadsmuur. De beschietingen van de stad door de Spanjaarden met kanonnen gaat dagelijks door. De voedselvoorraden slinken snel. De bevolking wordt geteld: begin juni waren er 20.772 bewoners, waarvan 4.907 soldaten en bewapende burgers. Vanaf 6 juni krijgen alleen de soldaten en zieken nog dagelijks brood, een pond per soldaat. De uitdeling is op het stadhuis. De soldaten krijgen ook een pond vlees van de ongeveer tien koeien die elke dag nog kunnen worden geslacht. Voor de bevolking is er 375 gram moutkoek van gerst, een pond paardenvlees (vrouwen krijgen halve porties) en onthaarde huiden van koeien en paarden. Onregelmatig worden er ook nog kleine hoeveelheden brood uitgedeeld aan burgers. Het stadsbestuur probeert burgers te beschermen tegen soldaten op zoek naar voedsel. Reikhalzend wordt uitgezien naar de postduifberichten van de prins van Oranje over versterkingen. Men begint de honger en ellende van de mensen af te zien, al blijft de wil tot verzet bij de meesten ongebroken. Dagboekschrijver Willem Janszoon Verwer schrijft: ‘armoede bijt ons, pover smijt ons, weelde en vreugde lopen weg van ons.’
Slag om de Haarlemmermeer
28 mei 1573 – De Spaanse vloot op het Haarlemmermeer geraakt op volle sterkte door nieuwe versterkingen met 21 Amsterdamse schepen. Het totale aantal komt daarmee op 65 schepen. Om vier uur in de morgen beginnen de schepen via de Liede richting de Haarlemmermeer te varen. Om negen uur arriveert de complete vloot op het meer.
De prinsenvloot – onder leiding van admiraal Marinus Brandt – heeft meer schepen (108), maar veel minder manschappen en geschut. De vloten varen op elkaar af en de Spanjaarden/Amsterdammers hebben de wind mee. De Hollanders wijken en vluchten naar de Kaag en de Oude Wetering. Daar zorgen schansen en ondiepten voor veiligheid. De Spanjaarden veroveren 21 schepen. Het Haarlemmermeer is eindelijk vast in vijandelijke handen. De Spanjaarden veroveren direct ook zeven Hollandse schansen in de polders ten zuidoosten van Haarlem.
De afsluiting van de stad is nu vrijwel volledig. Het lot van de stad lijkt bezegeld. Alva schrijft dat de berichten de hoop versterken en dat het Spaanse leger binnenkort de stad zal binnentrekken.
Woede in de stad leidt tot wreedheden
27 mei 1573 – Het beleg van Haarlem gaart zijn eindfase in. Op het Haarlemmermeer maken de Amsterdamse schepen zich op, onder leiding van Maximiliaan van Bossu, om de prinsenvloot aan te vallen. De 27e mei hangen de Spanjaarden veertien burgers en soldaten op, die ze hadden gevangen terwijl ze probeerden kruit de stad in te brengen. Ze doen dat vlak voor de stadsmuur bij wat er over was van de Kruispoort. De soldaten in de stad worden razend en halen een aantal katholieke burgers uit de gevangenis, die gevangen zitten uit vrees voor verraad. Daaronder bevinden twee oud-burgemeesters. Mr Lambrecht Roosveld (of Rosenveld), 84 jaar oud, en mr Quirijn Dircksz Talesius, 68 jaar oud. De laatste was jarenlang secretaris van Erasmus. Bij de gehangenen is ook priester Frans Jakobsz. Rembrantsz., die van zijn bed wordt gelicht en meegenomen en opgehangen. Alles geschiedt zonder enige vorm van proces. Ursula, de dochter van Quirijn Dircksz. en begijn, wordt samen met een andere vrouw vastgebonden in de Bakenessergracht gegooid en met stenen bekogeld. Zij komen door verdrinking om het leven. Het stadsbestuur staat machteloos tegen de massale woede van een deel van de soldaten.
Grote aanval op Spanjaarden mislukt
26 mei 1573 – Het net om Haarlem wordt steeds verder aangetrokken. De Spaanse aanvallen gaan gestaag door: ijzeren kanonskogels, vuurkogels, mijnen, kleine aanvallen, beschietingen. Desalniettemin houdt de stad dapper stand. Maar uitvallen worden telkens effectiever afgeslagen en steeds minder mensen lukt het tussen de Spaanse linies door in en uit de stad te komen.
In de nacht van 25 op 26 mei is er een grote gecombineerde uitval uit de stad tegen de Spaanse schansen in het zuiden en oosten en een aanval met meer dan 1.000 man vanaf de prinsenvloot op de Spaanse versterkingen in de polders ten oosten van de stad. Er trekken ook troepen naar Hillegom om de Spaanse bezetting aan te vallen. De Spanjaarden vallen van hun kant aan bij de Kruispoort.
Het wordt een jammerlijke mislukking in het nachtelijk duister. Er vallen minstens 170 doden aan de prinsenzijde, want zoveel hoofden worden er voor een premie bij de Spaanse bevelhebber ingeleverd. De stad verliest minstens 30 man en de aanval op Hillegom kost 40 soldaten het leven. Er is te weinig coördinatie en de vijand blijkt goed voorbereid. Geen ontzet voor Haarlem.
Verovering van de schans Rustenburg
5 mei 1573 – Sinds de Spanjaarden in april ook de oostkant van de stad hadden ingesloten was het moeilijk geworden om transporten de stad binnen te krijgen. Er glipten nog wel kleinere groepen en individuen tussen de Spaanse versterkingen door, maar het werd steeds lastiger. In de stad vielen met regelmaat slachtoffers door het vuur van kanonnen en musketten op de stad.
Een opsteker was op 19 april de verovering van de schans te Rustenburg aan de Fuikvaart, een smalle waterweg tussen de Zomervaart en de Leije (Liede), toen nog een deel van de Haarlemmermeer. Zo’n 150 man Hollandse troepen trokken rond 23 uur op langs de Zomervaart. Andere troepen gingen dwars over weilanden en waadden door de sloten. Nog voor de langs de vaart komende troepen arriveerden, hadden de laatsten de schans al veroverd. De aanval kostte tientallen soldaten van het koninklijke Spaanse leger het leven. Gevangenen werden opgehangen in het gezicht van de vijand.
De wreedheden over en weer waren heftig. De Haarlemse verliezen waren geringer. Een tegenaanval, om de schans te heroveren, werd afgeslagen. Een steunpunt in de polder was belangrijk. Daardoor konden Haarlemse koeien grazen tussen de schans en de stad. Haarlem beschikte nog tussen de 500 en 600 koeien eind april. Andere uitvallen leverden vooral mislukkingen op. De ring om de stad bleef gesloten al werd nog steeds regelmatig vooral buskruit de stad in gebracht. Op 31 april werden twee Haarlemmers veroordeeld vanwege hun defaitistische en oproerige uitlatingen.
40ste verjaardag Willem van Oranje
24 april 1573 – De veertigste verjaardag van Wilhelm, graaf van Nassau-Dillenburg en Prins van Oranje. “Anno XXXIII uff Doenstag den XXIIII-ten Tag Aprillis hat die wolgeborn Juliana von Stolberg etc, Greffin und Frau zu Nassau, Catzenelnbogen, Vianden und Dietz, züschen zweyen und dryen, doch allernechst dryen urhen morgen vermittag im schloss dillenbergk ein kindlin menlichs geslechts – der nam sol Wilhelm heissen – zur welt geboren.” Zo legde zijn vader Wilhelm de geboorte vast van Willem van Oranje, de Zwijger, de leider van de Nederlandse Opstand. Ook na zoveel jaar is hij nog steeds een boeiende, intrigerende en inspirerende figuur van uitzonderlijk formaat.
Spanjaarden graven gat in de dijk bij Halfweg
13 april 1573 – In maart 1573 verandert de situatie van het beleg van Haarlem aanzienlijk. Op 23 maart kwam nog een groot aantal schepen de stad binnen met een grote voorraad graan. Op 25 maart was er een zeer succesvolle uitval richting de Haarlemmerhout, waarbij van het Spaanse koninklijke leger honderden soldaten sneuvelden. Maar op 27 maart groeven de Spanjaarden een gat in de dijk bij Halfweg. Een Amsterdamse vloot voer de Haarlemmermeer op. De vijand legde schansen aan langs de Fuikvaart waardoor Haarlem nauwelijks bereikbaar meer was voor schepen. In april slaagt de prinsenvloot er niet in de hegemonie op het Haarlemmermeer terug te veroveren. De Spanjaarden leggen een volledige omsingelingslinie aan de oostkant van de stad aan, met schansen, verbindingsborstweringen en bruggen. Pogingen om de vijandige linie te doorbreken met gelijktijdige aanvallen van binnen en buiten mislukken door gebrekkige coördinatie.
Geen ijs meer, schepen kunnen Haarlem weer bereiken
11 MAART 1573 – Het is al weer een maand terug dat ik stilstond bij de gebeurtenissen van 450 jaar geleden tijdens het Beleg van Haarlem. In februari ging de strijd na de bestorming door met beschietingen, waarbij geregeld slachtoffers vielen, uitvallen en springen van mijnen. Na 7 februari was het met het ijs gedaan. De bevoorrading met sleden nam op die dag een einde met een konvooi van 128 sleden met graan. Maar spoedig kwam de bevoorrading met schepen op gang. Op 12 februari kwam de eerste schuit aan uit Leiden met levensmiddelen. Daarna kwamen er dagelijks schepen met voedsel, wapens en nieuwe soldaten. Zo kwamen er op 17 maart 500 soldaten de stad in om het garnizoen te versterken en daarnaast 28 schuiten met proviand. De prijzen van voedsel werden weer normaal in de stad. Vanuit Amsterdam werden pogingen gedaan een doorgang te graven naar de Haarlemmermeer om de stad ook van die kant te kunnen blokkeren, maar dat werd door tegenaanvallen van de Haarlemse galleien en geuzenschepen vooreerst verhinderd.
Op 6 maart werden de altaren in de Bavo afgebroken en op 8 maart namen de Calvinisten de kerk in gebruik. Ook op 8 maart trokken twee vendels Engelsen en drie vendels Fransen de stad in, maar spoedig daarna vertrokken ze weer. Er waren soldaten genoeg in de stad, zo’n 4.000. Want, teveel soldaten ging ten koste van de voedselvoorraad.
Haarlemse onderaardse gangen blijken beter dan Spaanse
11 FEBRUARI 1573 – De Spanjaarden waren zwaar aangeslagen, maar gingen verbeten door. De Haarlemmers vochten met steeds meer zelfvertrouwen. Er werden vele uitvallen gedaan, telkens kwamen nieuwe transporten uit het kamp van de prins aan in Haarlem, al werden ze soms ook onderschept. De koninklijke troepen groeven tot onder de verdedigingslinie bij de Kruispoort om er mijnen te laten springen. De Haarlemmers groeven echter contragangen en lieten contramijnen springen. Daarbij bleken de Haarlemmers veel succesvoller en trefzekerder dan de Spanjaarden. De leidinggevende was een vakman, mogelijk een Duitser die in de zilvermijnen had gewerkt. Op 4, 5, 7, 8 en 10 februari sprongen er zware mijnen door de verdedigers ontstoken. Vele keren lieten daarbij Spaanse soldaten en mineurs het leven en werden vijandige mijngangen geblokkeerd. Nieuwe Spaanse stormaanvallen, die waren voorbereid om bij Spaans succes onmiddellijk te worden uitgevoerd werden zo voorkomen.
De bombardementen werden minder, omdat naar verluidt 9 van de 14 kanonnen waren gesprongen door de intensieve beschietingen. Toch vreesden burgemeesters en kapiteins dat de bolwerken bij de Kruispoort door alle onderaardse gangen en mijnen het zouden begeven. Op 10 februari gaven ze het bevel achter de bolwerken een nieuwe verdedigingslinie op te werpen. 30 huizen werden ervoor afgebroken. Iedereen, burgers en soldaten werkten met groot enthousiasme aan graven, opwerpen, stutten en bekleden van het nieuwe halvemaanvormige bolwerk. Deze wal werd later door vestingbouwkundigen geprezen om de goede inrichting.
Alva maakt zich ongerust
2 FEBRUARI 1573 – Na de mislukking van de bestorming likten de Spanjaarden hun wonden. De hertog van Alva, die ziek in Nijmegen verbleef berichtte enkele dagen later de koning. De gevierde en gevreesde generaal schreef met bewondering over de verdediging van de stad, wellicht ook om het falen van de verovering te verklaren. “Ik verzeker U dat men tot op heden geen stad heeft gezien die zo goed verdedigd werd door rebellen of door anderen die haar hadden moeten verdedigen ten behoeve van hun natuurlijke vorst.
In Haarlem hebben ze een zeer goede ingenieur die constructies heeft ontworpen waarvan men nog nooit heeft gehoord en die nooit eerder zijn gezien… God geve dat dit voor ons leger goed afloopt want … het beangstigt mij behoorlijk als ik zie wat een massa mensen er in die stad zijn, hoeveel mensen er in ons legerkamp ziek zijn en hoevelen er vandoor gaan … En dan is er nog de wijze waarop de stad zich verdedigt.”
“Ik heb een sterk vermoeden dat zodra we de stad Haarlem in handen hebben, we bij de overige opstandige steden niet veel verzet meer zullen ondervinden. Die Oranje heeft namelijk zijn hele legermacht bij deze stad ingezet. Hij is in Delft en heeft bij de steden aan zijn kant al vier keer de honderdste penning geïnd. Het gaat werkelijk mijn verstand te boven als ik zie met hoeveel tegenzin die mensen hier U met hun bijdragen willen steunen, en hoe vrijgevig ze deze rebel te hulp schieten. Voor hém hebben ze hun leven en bezittingen over. Ik bood een edelman pardon, teruggave van zijn goederen en een beloning van 20.000 florijnen, maar hij ging meteen naar de prins van Oranje om alles aan hem te melden…. Het maakt mij ongerust als ik zie hoelang deze rebel al in Holland zit.”
Het lot van de stad hangt aan een zijden draad
31 januari 1573 – Op deze dag, 450 jaar geleden, vroeg in de morgen toen het nog duister was, begon de Spaanse aanval. Duizenden soldaten stonden gereed, honderden slopen met witte hemden over hun wapenrusting naar de Janspoort en de Kruispoort en verspreidden zich langs de muur tussen beide poorten. De wachten waren niet alert en de Spaanse soldaten beklommen muren en torens, 800 Waalse soldaten hadden de Janspoort vrijwel in handen. Het lot van de stad hing aan een zijden draad.
Hoezeer de storm ook verwacht werd, de wachters kregen de aanval veel te laat in de gaten. Maar toen bliezen ze direct groot alarm en met 40 tot 50 man, soldaten en burgers vielen zij de overmacht van aanvallers direct aan. Van alle kanten stroomden strijders toe en er werd heftig gevochten. Bij de Kruispoort stond het vol met aanvallers toen de Haarlemmers een mijn tot ontploffing brachten. De poort ontplofte en vele Spaanse soldaten vonden de dood. In het hedendaagse plaveisel is de ontploffing zichtbaar gemaakt (foto).
De aanvalsgolf stokte, talloze door de lucht geworpen Spanjaarden lagen gewond op de puinhopen. De Spaanse soldaten weigerden verder te stormen. Kleine Haarlemse kanonnen schoten in de gelederen, de Walen werden ook teruggeslagen bij de Janspoort. Meer dan 200 doden bleven achter, waaronder opnieuw veel officieren. Om de zege compleet te maken, kwam een uur na de afgeslagen stormaanval een konvooi met 170 sleden met graan en andere levensmiddelen, 300 haakschutters en 70 ruiters de stad binnen aan de zuidoostkant bij de Schalkwijkerpoort. De burgemeesters zonden twee boden op schaatsen naar de prins van Oranje om hem de behaalde overwinning te boodschappen.
De Janspoort dreigt door de beschieting om te vallen
27 JANUARI 1573 – Het eind van de maand januari 1573 werd een heel belangrijk moment in het beleg van de stad. In januari werden 3860 zware kanonskogels op de stad afgeschoten, met name de laatste week honderden per dag, waarbij ook ‘s nachts werd gebombardeerd. Het was opnieuw zwaar gaan vriezen.
Op 27 januari werd een gedeelte van de Janspoort neergetrokken door de Haarlemmers, omdat de toren door de zware kanonnade in de stadsgracht zou kunnen vallen. Op de 28ste kwamen weer 80 sleden met voorraden over het ijs in de stad. 650 Walen, Engelsen en Schotten versterkten het garnizoen. De burgers kregen de opdracht brandende kaarsen of lantaarns voor het raam te zetten, zodat er enig licht in de straten was. Bijna dagelijks gingen boden van en naar de prins van Oranje om versterking te vragen.
De 29ste was er een vals alarm voor een bestorming. Op 30 januari deden de Haarlemmers een uitval bij de Zijlpoort om Spaanse kanonnen onklaar te maken. Maar ze werden teruggedreven door de belegeraars die zich juist klaarmaakten voor een nieuwe bestorming. Pioniers van beide zijden groeven onder de bolwerken om de vijand te verrassen. De mijnwerkers kropen in duistere gangen van een meter hoog, met kleine lampjes, luisterend naar geluiden van vijandige gravers. Op 30 januari lieten de Haarlemmers een mijn springen in de wal van de Kruispoort, waardoor een Spaanse mijn werd vernield. De spanning steeg…
“Hiermee zijn we weer bijna terug bij af”
21 JANUARI 1573 – Het huis ter Kleef (de ruïne ligt aan de Kleverparkweg bij de Haarlemmer Kweektuin), was het Spaanse hoofdkwartier. Romero, de Spaanse aanvoerder die op 20 december zijn rechteroog verloor, keerde op 14 januari terug in het leger. Hij wilde zo snel mogelijk weer meedoen en werd hier ondergebracht. De belegeraars namen op 15 januari een kapitein van een verslagen hulplegertje gevangen en onthoofden hem. Zijn hoofd werd op bevel van Don Frederik de stad ingegooid met een briefje: “Pak an, deze man wilde jullie met 2000 man te hulp komen.” Haarlemse burgers en soldaten reageerden even wreed. Twaalf gevangenen (soldaten en drie Amsterdamse verkopers) werden uit de gevangenis gehaald en opgehangen op de stadswal. ‘s Nachts werd een ton met 11 hoofden in het ravelijn naar de Spanjaarden gerold met de mededeling: dit is de tiende penning voor Alva met een elfde voor de rente, betaling voor het hoofd dat we van jullie ontvingen.
Van 8 tot 18 januari werd elke dag verbitterd gevochten op dat ravelijn (bolwerk) voor de Kruispoort. In de nacht van 17 op 18 januari besloten burgemeesters en kapiteins het ravelijn te ontruimen en in brand te steken. Ze hadden tussen het ravelijn en de hoofdwal van de stad nieuwe versterkingen aangelegd, waarop kleine kanonnen werden geplaatst. De Kruispoort werd geheel met aarde en mest opgevuld en voorzien van een vlechtwerk van balken om te voorkomen dat het doorgraven kon worden. Een Spaanse kapitein constateerde teleurgesteld: “Hiermee zijn we dus weer bijna terug bij af.”
De belegerden ondernamen aan de oostkant ondertussen telkens uitvallen om de Spanjaarden te verdrijven uit de polders richting Haarlemmermeer. Bij de Fuikvaart werden de Spanjaarden op 17 januari uit hun schans verdreven, waarbij ze 60 man verloren. De volgende dag verloren ze weer 50 à 60 man. De Spaanse kapitein was vol ergernis en bewondering. “Die lui halen dingen uit die zelfs Antonia de Leyva in Pavia (beroemd beleg in 1525) niet beter had kunnen doe… ze trekken doodleuk de stad in en uit.” Ook de bevoorrading met flinke aantallen sleden ging gewoon door. “Don Frederik is zeer treurig …. De situatie is zeer en zeer ernstig.”
‘Er wordt man tegen man gevochten’
12 JANUARI 1573 – Het Spaanse leger was op 20 december gestopt met de beschieting van de stad, omdat de kogels op waren. Maar op 8 januari begonnen de kanonnen weer te schieten: 24 kogels, de negende 133 kogels, de tiende 14, de elfde ging het los: 681 kogels. Er zijn er in Haarlem aardig wat bewaard gebleven, soms in muren ingemetseld. Deze kogel bewaren we op het stadhuis. Meer dan 20 kilo zwaar, om te dragen al zwaar, om maar niet te spreken van de schade die deze zware kogels aanrichten, wanneer ze met grote kanonnen tegen muren en in de stad geschoten werden.
De Spanjaarden hadden de gracht bij het Ravelijn bij de Kruispoort gedempt. Met bombardementen en man tegen man gevechten probeerde men de verdedigers uit het ravelijn te verdrijven.
De hertog van Alva had al een paar duizend man nieuwe troepen naar het leger voor Haarlem gezonden. Hij schreef aan de koning: ‘het weer is verschrikkelijk. Het gebrek aan levensmiddelen voor het leger enorm. De verdedigers van de stad hebben tot nu toe getoond goede soldaten te zijn. Hun uitvallen tonen hun vermetelheid. Er wordt man tegen man gevochten.’ Hij smeekte de koning om versterkingen: ‘4000 Spaanse soldaten, want de Spanjaarden sneuvelen hier snel. En dagelijks sterven er in het veld alleen al dertig tot veertig Waalse soldaten.’ Hij had dringend nieuwe soldaten nodig om deze belegering vol te kunnen houden ‘als er tegen de lente tenminste nog iets van ons leger over is.’
De bevoorrading van de stad ging door. Dagelijks kwamen sleden met graan, meel en wapens de stad binnen Het stadsbestuur verordende dat er geen woekerprijzen mochten worden gerekend.
De tiende januari verdwaalden 2000 man hulptroepen, gezonden door de prins van Oranje. Slechts enkelen bereikten de stad, een deel keerde terug naar het legerkamp bij Sassenheim en een deel van de soldaten kwam om.
“We staan van de 48 uur 28 op wacht”
5 JANUARI 1573 – Het beleg van Haarlem was een zware opgave voor het koninklijke Spaanse leger. Een soldaat schreef op 2 januari: “Wij verrichten hier bijna het onmogelijke want behalve dat we gekweld worden door de vreselijke kou en het gebrek aan voedsel staan we er van de 48 uur 28 op wacht; we hebben dus nauwelijks tijd ons in leven te houden.” En toen ze eindelijk de bevroren gracht bereikt hadden met de loopgraaf, begon het de 5e januari te dooien.
In de stad had men aan voedsel nog geen gebrek. Op 2 januari kwamen 12 sleden met koren en een met brood de stad in via de Schalkwijkerpoort, bij de kruising van de Herensingel en het Zuider Buiten Spaarne (Antoniestraat) en op 5 januari kwamen daar 27 sleden met voedsel binnen, vergezeld door 180 soldaten.
Op 3 januari werd een vrouw van lichte zeden door een Duitse soldaat van het garnizoen vermoord. Op 4 januari werd er net zo lang huiszoekingen gedaan tot de soldaat was opgespoord. Deze werd vervolgens opgehangen door zijn kapitein hopman Jacob Steenback uit Lübeck. Soldaten waren vaak een grote last voor bevolking van de steden waar ze in garnizoen waren. Deze Lutherse kapitein was voorbeeldig: hij was gedurende het hele beleg ingekwartierd met zijn vendel in het Begijnhof (foto van de kerk op het Begijnhof, nu Waalse kerk). Hij zorgde ervoor dat de begijnen geen haar gekrenkt werd en dat ze ongestoord hun kerkdiensten konden houden. ‘s Avonds liet hij de poorten van het begijnhof sluiten en met dubbele wacht bewaken. Zo voorkwam hij dat andere soldaten binnenkwamen om te plunderen en de vrouwen lastig te vallen. Al de kostbaarheden van de kerk bleven ongeschonden.
In het algemeen viel op dat soldaten burgers tijdens het beleg van Haarlem zonder veel problemen samenwerkten en samenleefden. De andere kloosters in de stad werden wél geplunderd.
De voorraad kogels van de Spanjaarden is op
31 DECEMBER 1572 – Hoe verging het de Haarlemmers 450 jaar geleden? De nauwkeurige kaart van Jakob van Deventer laat de plattegrond van stad en omgeving in 1565, een paar jaar voor het beleg zien.
Sinds de afgeslagen bestorming van 20 december zwegen de Spaanse kanonnen voorlopig: de voorraad kogels was op en het was wachten op nieuwe munitie. Er waren regelmatig schermutselingen: aanvallen door de Spanjaarden en uitvallen door de Haarlemmers. Op 28 december werd de bekwame bevelhebber van de Spaanse artillerie, De la Cressonière, zwaar gewond. Hij overleed drie dagen later. Een gevoelig verlies voor het koninklijke leger.
Lumey wilde alle beschikbare troepen verzamelen om de Spanjaarden aan te vallen, maar Oranje verbood dat: het was een te groot risico voor de verdediging van Noord-Holland. Bovendien wilde hij van de wrede Lumey af. Wel stuurde hij nieuwe hulptroepen naar Haarlem om het garnizoen te versterken. Ook Alva stuurde extra troepen om de belegeraars te versterken. Terwijl het Spaanse leger vast zat voor Haarlem kon Oranje het opstandige regime in Holland en Zeeland consolideren.
De Spaanse zigzaggende loopgraaf had op 28 december de stadsgracht bereikt. Daarna werd de gracht gedempt om een nieuwe stormaanval voor te bereiden.
Ondertussen werkten de Haarlemmers dag en nacht aan het versterken van het bolwerk voor de Kruispoort “met balken, lange ijzeren vorken, ijzeren haken, voetnagels, driespitsige ijzers, metalen proppen en ijzeren pinnen,” om de poorten als het ware te pantseren “also beschermt,dat het bijna onwinnelijck scheene te zijn.”
Op oudejaarsdag en in de nacht deden de Haarlemmers verschillende uitvallen uit de Schalkwijkerpoort en de Zijlpoort, waarbij verschillende vijanden gedood of gevangen genomen zijn en wapens werden buitgemaakt. De uitval uit de Zijlpoort was in het donker met 300 man met witte hemden om de vijand te verrassen. Maar na enige tijd kon die zich hergroeperen, zodat de Haarlemmers zich weer moesten terugtrekken.
Kenau Simonsdochter Hasselaar
27 DECEMBER 1572 – Een van de bekendste aspecten van het beleg van Haarlem zijn de verhalen van de vrouwen die meevochten. Uit de dagboeken en verslagen is dat onmiskenbaar. Al bij de eerste stormaanval van 20 december is er sprake van de bijdrage van vrouwen.
Die meyskens van Haerlem
Sy zijn so mal
Sy draghen die eerde al op die wal
Dirridom deine etc
Volgens de ene bron zongen de vrouwen dat zelf, volgens de ander was het een spotlied van de vijanden. Maar dat de vrouwen meededen, ook in het heetst van de strijd, blijkt uit verschillende bronnen.
Zeer beroemd werd Kenau Simonsdochter Hasselaar. Zij was weduwe, moeder, ondernemer, eigenaar van een scheepswerf, voerde veel processen, in vele opzichten een geduchte vrouw. Ze woonde aan de Spaarnwouderstraat, achter de scheepswerf aan de Houtmarkt. De eerste kroniekschrijver van het beleg, Johannes Arcerius schrijft over haar: bysonder was daer een zeer manlycke vrou, die met recht een manninne ghenoemt mocht worden, met name Kenu, nu al een vrou zijnde op haer daghen, welcke met oncosten (want sy is redelicke welghestelt), met arbeyt, wapenen ende geweer het ghemeene welvaren voorstonde, ende met spijt (woede) ende schempe (schelden), daer sy die vyanden zonder ophouden mede quelt ende tercht, heeft altoos boven alle ander een manlijk hart int lijf ghehadt.” (De schrijver bedoelde het vast als compliment, zoals het ook als compliment bedoeld was dat Churchill gezegd zou hebben dat koningin Wilhelmina de enige man in de Nederlandse regering was tijdens WO II.) Kenau overleefde het beleg en voerde later nog een proces tegen het stadsbestuur over de betaling van het door haar tijdens het beleg aan de stad geleverde hout voor de bouw van een schip.
Van een speciaal vrouwenvendel spreken de oudste bronnen niet, maar van deelname aan het versterken van de stad, het aanvoeren van wapens en munitie en aan de strijd door vrouwen is bewijs genoeg. Dat de verhalen ook in het buitenland rondgingen laat zien dat het een opvallend gegeven was. De naam van Kenau als strijdbare vrouw blijft verbonden aan Haarlem en het beleg.
Het zijn harde tijden
24 DECEMBER 1572 – Voor de Haarlemmers van 450 jaar geleden was kerst niet vredig. Telkens werden de klokken geluid om de mannen op te roepen naar de muren te gaan, omdat er misschien een nieuwe aanval op komst was. Maar Don Frederik liet zijn soldaten werken aan een zigzaggende loopgraaf naar de stad toe om veiliger straks een nieuwe aanval te kunnen ondernemen. Alva schreef aan de koning dat de stad groot was en dat op geen enkele manier was te voorkomen dat de inwoners de stad in en uitgingen. “En dat doen ze dan ook wanneer ze maar willen, hierdoor zijn ze zeer zelfverzekerd,” schreef hij spijtig.
Op 24 december kwamen er ‘s morgens vroeg weer hulptroepen de stad in. En in Delft werd meester Adriaan van Assendelft, de pensionaris van Haarlem, wegens verraad (onderhandelen over overgave aan de Spanjaarden) opgehangen. Het waren harde tijden.
Moed blijkt sterker dan brute kracht
21 DECEMBER 1572 – Haarlem 450 jaar geleden: na een Spaanse variant van ‘shock and awe’ met een bombardement van gemiddeld elke minuut een inslag van een kanonskogel, vond Don Frederik de tijd rijp voor een stormaanval.
Soldaten maakten een planken brug met tonnen eronder en gingen ermee naar de gracht bij de Kruispoort. De eerste keer bleken de bruggen te kort, maar de tweede keer slaagden ze erin de bruggen over de gracht te leggen. De sterkste en dapperste Spaanse soldaten maakten zich op 20 december rond het middaguur gereed voor de stormaanval. Met houwelen gingen ze de puinhopen en muren te lijf, al roepend: victorie, victorie. Maar Alva schreef later dat ze in hun enthousiasme de voorzichtigheid uit het oog verloren.
De soldaten in de stad gingen op de knieën en baden om hulp van God en dapperheid. Daarna bezetten ze muren en bressen en sloegen de aanvallers terug met alle denkbare wapens: haakbussen en musketten, stenen, zwaarden, speren en lansen, drietanden en hooivorken en met pek en vet bestreken brandende kransen. Na anderhalf uur stormaanval trokken de aanvallers zich terug. Ze kwamen er niet doorheen.
Honderden soldaten van het koninklijke leger bleven dood of zwaar gewond achter. Een flink aantal was verdronken in de gracht. De Spaanse oorlogsheld Julián Romero werd door een kogel getroffen in zijn rechteroog. Hij en honderden andere gewonden werden met sleden naar Amsterdam gebracht. Maar de ijzervreter voegde zich al snel weer bij het leger voor Haarlem.
Aan de kant van de stad sneuvelden tussen de 50 en 60 man. Maerten Gaerdiaen was de eerste Haarlemse burger die het leven liet bij de verdediging van het Blokhuis bij de Kruispoort. Met man en macht werd dag en nacht doorgewerkt aan het herstellen, versterken en verhogen van muren en wallen.
Zo kwam de overwinningstocht van het koninklijke leger in de ijzige kou voor Haarlems muren voorlopig tot stilstand. Moed bleek sterker dan brute kracht.
674 schoten op de Sint Janspoort
19 DECEMBER 1572 – Op deze dag vervolgde het Spaanse leger de kanonnade, opnieuw op de Kruispoort, het Blokhuis ervoor en de Janspoort: 675 schoten.
Maar de burgers van Haarlem gingen ‘s avonds naar de poorten en stopten de bressen en maakten de poort dicht met stenen, balken, hout, paardenmest, wolzakken en aarde. Omdat de Janspoort en de aangrenzende muur zwaar getroffen waren en deels gevallen, werd er de hele nacht gewerkt aan een nieuwe, sterkere wal van de St Janspoort tot de Catharijnebrug over het Spaarne.
Het koninklijke leger stelt 14 zware kanonnen op
18 DECEMBER 1572 – Nu 450 jaar geleden: Haarlem was aan drie zijden door het koninklijke leger omringd. Dat had schansen opgeworpen om de eigen kampementen te beschermen. Haarlemmers konden de stad nog wel in en uitgaan. Op 17 december werden aan de noordkant van de stad bij de huidige Nieuwe Gracht 14 zware kanonnen opgesteld achter een borstwering. ‘s Avonds werden er aan de spraak te horen door Amsterdammers bij alle poorten spotliedjes gezongen:
Christus is opgestanden,
Te Haarlem is een buit voorhanden,
dus willen wij allen vrolijk zijn,
Morgen zal de stad ons eigen zijn. Kyrie eleis.
Ook Don Frederik was ervan overtuigd dat de weigerachtige stad zeer snel met geweld genomen zou worden. Op 18 december om acht uur in de morgen begonnen de kanonnen te schieten op de Kruispoort en muren en bolwerk eromheen. 680 schoten met ijzeren kogels van 20 kilo en meer werden die dag afgeschoten. Ook de Janspoort kreeg de volle laag. De contouren van de Janspoort zijn vandaag nog te zien in het plaveisel van de Jansstraat.
Een belegering in december is geen pretje
15 DECEMBER 1572 – Het is zowaar koud deze dagen. Het vriest licht en er ligt een dun laagje ijs op de grachten. 450 jaar geleden vroor het al weken dat het kraakte. Stel je voor: 20.000 soldaten die in de ijzige kou de dagen en de nachten doorbrengen in de vrieskou voor de gesloten stad. Op 14 december kwamen enkele Spaanse ruiters de stad opeisen. Dan zouden de burgers lijf en goed mogen behouden. “Zij en cregen geen antwoort.”
De Spaanse soldaten begonnen schansen te maken voor de Kruispoort (Kruisstraat), het was nevelachtig en het ijzelde 15 december de hele nacht. Een beleg in december was ook voor de belegeraars geen pretje.
Alleen via de Haarlemmermeer was de stad nog bereikbaar
13 DECEMBER 1572 – Haarlem was nu van drie kanten ingesloten door het Spaanse leger. Alleen aan de oostzijde waren er nog open verbindingen met de buitenwereld. Zo konden via de Haarlemmermeer en het ijs versterkingen en voedsel in de stad komen en konden mensen de stad ook verlaten. Uit het zuiden kwam een ontzettingsleger van 4000 man in opdracht van Willem van Oranje onder bevel van geuzenleider Lumey om Haarlem te ontzetten. In Heemstede nabij Berkenrode (het huidige landhuis werd later gebouwd) vielen de Spanjaarden hen aan in dichte mist. De geuzen vluchten richting Hillegom, 700 geuzensoldaten kwamen om het leven.
Bijna 20.000 Haarlemmers en 3000 wachten op wat komen gaat
11 DECEMBER 1572 – Vandaag 450 jaar geleden verscheen het meest geduchte leger van Europa voor de poorten van Haarlem. Tussen de 15 en 20.000 ervaren soldaten onder leiding van Don Fadrique de Toledo, Frederik van Toledo, de zoon van de beroemde generaal en landvoogd, de hertog van Alva.
Ze maakten zich meester van de gebouwen die nog overeind stonden buiten de stad, zoals het leprozenhuis, tegenwoordig het Museum van de Geest, aan de Schotersingel 2. De soldaten van Haarlem deden een uitval, maar werden teruggedreven. De poorten van de stad waren gesloten, in de stad wachten bijna 20.000 inwoners en ongeveer 3000 soldaten op wat komen ging, angstig, maar vastbesloten zich niet te laten afslachten.
De Spanjaarden rukken op naar Haarlem via Spaarndam
10 DECEMBER 1572 – 450 jaar geleden begon de meest ingrijpende en uitzonderlijke episode in de geschiedenis van Haarlem: het beleg van de stad door het Spaanse leger. Een verhaal van grote moed en dapperheid, maar ook van ongekende wreedheden van beide kanten. Het beleg duurde van 11 december 1572 tot 13 juli 1573. Het Spaanse leger had op 1 december 1572 Naarden zonder gevecht veroverd en de mannelijke bevolking massaal geëxecuteerd. Daarna trok het Spaanse leger via Amsterdam richting Haarlem.
Het Haarlemse gemeentebestuur wilde zich overgeven. Maar het garnizoen van de prins van Oranje, onder leiding van Wigbolt Ripperda, en de schutterijen wilden zich verdedigen. Het Spaanse leger trok over de dijk naar Spaarndam. Daar werden ze tegengehouden. Maar een groep Spaanse soldaten trok over het ijs en viel de bezetting van achter aan. Op 10 december viel Spaarndam. De bezetting van 300 man werd gedood, de Haarlemse hulptroepen werden teruggeslagen. De weg naar Haarlem lag open. De strijd om Haarlem was begonnen. Het nog steeds bestaande Café Spaarndam uit 1571 was getuige van de gebeurtenissen uit 1572.